Een recente uitzending van Brandpunt bracht aan het licht dat banken nog niet altijd in het belang handelen van hun relaties. Genoemd werden twee Nederlandse internationaal opererende grootbanken, die op het vlak van vermogensbeheer en beleggingsadvies in conflict zijn gekomen met beleggende relaties omtrent de resultaten in het verleden.
De vraag is of dergelijke ongewenste situaties met een andere aansturing voorkomen hadden kunnen worden. Wij denken van wel. In het normale geval vraagt de bank de cliënt het hemd van het lijf om te komen tot een inventarisatie van wat die wil en wat die kan dragen. Vragen van uiteenlopende aard van de componenten van het totale vermogen tot zelf uw hoogst genoten opleiding. Vervolgens trekt de bank een standaard risicoprofiel uit de kast en kadert de beleggingen hierin.
Ons advies is om dit proces om te draaien. Dat kan door het instellen van een zogenaamd beleggingsstatuut. Hierin wordt onder meer het strategisch kader bepaald. Vastgelegd is hoe de beleggingen kaderen in uw doelstelling, wat de klant voor rendement verwacht en welk risico die hierbij wilt lopen.
De verdeling over de diverse vermogenscategorieën vormt een belangrijk onderdeel van het strategisch kader en ook de bandbreedten, waarin de bank of beheerder mag opereren. Daarnaast kunt u bepaalde zaken uitsluiten en minimale kwaliteitsnormen vastleggen die gelden voor individuele beleggingen. Bijvoorbeeld dat de cliënt alleen obligaties wil met een minimale rating (AAA, AA of A).
Strategisch kader
Het tweede onderdeel is het tactisch beleid. Dit dient altijd te passen in het strategisch kader. In overleg met de bank/beheerder zijn bijvoorbeeld telkens afspraken te maken over tijdelijke over- en onderwegingen en het beleid ten aanzien van rente en valuta.
Sluitpost is het operationeel beleid dat weer dient te passen in de vorige twee. Feitelijk komt dit neer op de uitvoering in de vorm van transacties, waarbij de bank kan adviseren (beleggingsadvies) of beheren (vermogensbeheer). In het laatste geval neemt de bank voor dit onderdeel de verantwoordelijkheid.
Op te nemen nadere bepalingen betreffen het beslissingsproces, de kwaliteit en de periodiciteit van de rapportage, het aantal gesprekken dat de klant minimaal met de bank wil voeren en tegen welke benchmark hij de prestaties van de bank wenst af te zetten.
‘In control’
Institutionele beleggers beschikken vaak over een dergelijk statuut. Waarom hun voorbeeld niet volgen? Het ligt voor de hand dat stichtingen en vennootschappen dit doen, zeker bijvoorbeeld voor een beleggingsvennootschap bij uitstek als de VBI. In het verlengde hiervan de Tak 23, de trust en de SPF.
Zelfs vermogende families kunnen op deze wijze het proces omdraaien. Groot voordeel is dat de cliënt ‘in control’ blijft over zijn vermogen. Indien de uitgangspunten op deze wijze worden ingekleed, handelt de bank binnen het door de klant aangedragen kader.
Wij juichen een dergelijke insteek bijzonder toe. Een goed statuut draagt zorg dat de portefeuille van de cliënt nooit de basis vormt voor een uitzending van Brandpunt.
Jan Verhoeven en Geert Broekgaarden zijn partners bij De Weygerbergen, een bureau voor performancemeting en vermogensbegeleiding